Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

fauche v

  1. (spreektaal) diefstal
    «Quand j’bossais à l’entrepôt, il y avait de la fauche, alors la direction a installé des caméras.»
    Toen ik in het magazijn werkte werd er gestolen, toen heeft de directie camera's geïnstalleerd. [1]

Verwijzingen