Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·cla·meert

Werkwoord

vervoeging van
exclameren

exclameert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exclameren
    • Jij exclameert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exclameren
    • Hij exclameert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van exclameren
    • Exclameert!