enumereert
- Geluid: enumereert (hulp, bestand)
- enu·me·reert
vervoeging van |
---|
enumereren |
enumereert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enumereren
- Jij enumereert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van enumereren
- Hij enumereert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van enumereren
- Enumereert!