Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • droog·zet

Werkwoord

vervoeging van
droogzetten

droogzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droogzetten
    • ... dat ik droogzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droogzetten
    • ... dat jij droogzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droogzetten
    • ... dat hij droogzet.