Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·ver·bindt

Werkwoord

vervoeging van
doorverbinden

doorverbindt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorverbinden
    • ... dat jij doorverbindt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorverbinden
    • ... dat hij doorverbindt.