denuncieer
- Geluid: denuncieer (hulp, bestand)
- de·nun·ci·eer
vervoeging van |
---|
denunciëren |
denuncieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren
- Ik denuncieer.
- gebiedende wijs van denunciëren
- Denuncieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denunciëren
- Denuncieer je?