demarreer
- de·mar·reer
vervoeging van |
---|
demarreren |
demarreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demarreren
- Ik demarreer.
- gebiedende wijs van demarreren
- Demarreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demarreren
- Demarreer je?