dagdroomde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dagdroomde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dag·droom·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dagdromen |
dagdroomde
- enkelvoud verleden tijd van dagdromen
- Ik dagdroomde.
- Jij dagdroomde.
- Hij, zij, het dagdroomde.
- Ik dagdroomde.
- ▸ Naast haar stond een bijpassende handtas waarover iedere modebewuste vrouw dagdroomde.[1]