correspondeer
- cor·res·pon·deer
vervoeging van |
---|
corresponderen |
correspondeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corresponderen
- Ik correspondeer.
- gebiedende wijs van corresponderen
- Correspondeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corresponderen
- Correspondeer je?
- Het woord correspondeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.