Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·gres·seer

Werkwoord

vervoeging van
congresseren

congresseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van congresseren
    • Ik congresseer. 
  2. gebiedende wijs van congresseren
    • Congresseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van congresseren
    • Congresseer je?