• com·mu·ni·eert
vervoeging van
communiëren

communieert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communiëren
    • Jij communieert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van communiëren
    • Hij communieert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van communiëren
    • Communieert!