• co·a·gu·leert
vervoeging van
coaguleren

coaguleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coaguleren
    • Jij coaguleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coaguleren
    • Hij coaguleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van coaguleren
    • Coaguleert!