chrome m

  1. (spreektaal) krediet
    «Donne-moi l'argent en espèce, pas d’chèque, pas d’chrome
    Geef me het geld contant, geen chèques, geen krediet.
    «Sa BM, Jean-Louis, il l’a achetée à chrome
    Jean-Louis heeft zijn BMW op de pof gekocht. [1]
vervoeging van
chromer

chrome

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van chromer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van chromer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van chromer


chrome

  1. vocatief enkelvoud van chrom