cakewalkte
- Geluid: cakewalkte (hulp, bestand)
- ca·ke·walk·te
vervoeging van |
---|
cakewalken |
cakewalkte
- enkelvoud verleden tijd van cakewalken
- Ik cakewalkte.
- Jij cakewalkte.
- Hij, zij, het cakewalkte.
- Ik cakewalkte.
vervoeging van |
---|
cakewalken |
cakewalkte