brailleert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brailleert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brail·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brailleren |
brailleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brailleren
- Jij brailleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brailleren
- Hij brailleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brailleren
- Brailleert!