bottelde af
- Geluid: bottelde af (hulp, bestand)
- bot·tel·de af
vervoeging van |
---|
afbottelen |
bottelde af
- enkelvoud verleden tijd van afbottelen
- Ik bottelde af.
- Jij bottelde af.
- Hij, zij, het bottelde af.
- Ik bottelde af.
vervoeging van |
---|
afbottelen |
bottelde af