binnenslopen
- bin·nen·slo·pen
vervoeging van |
---|
binnensluipen |
binnenslopen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van binnensluipen
- ...dat wij binnenslopen.
- ...dat jullie binnenslopen.
- ...dat zij binnenslopen.
- ...dat wij binnenslopen.
vervoeging van |
---|
binnensluipen |
binnenslopen