Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zaai·de

Bijvoeglijk naamwoord

bezaaide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bezaaid

Werkwoord

vervoeging van
bezaaien

bezaaide

  1. enkelvoud verleden tijd van bezaaien
    • Ik bezaaide. 
    • Jij bezaaide. 
    • Hij, zij, het bezaaide. 
  2. verbogen vorm van bezaaid, voltooid deelwoord van bezaaien