bewilder
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bewilder |
he/she/it | bewilders |
verleden tijd | bewildered |
voltooid deelwoord |
bewildered |
onvoltooid deelwoord |
bewildering |
gebiedende wijs | bewilder |
bewilder
- overgankelijk verbijsteren, verwarren
- «The measurements relayed by the probe only served to bewilder the scientists.»
- De metingen door de sonde doorgeseind deden niets meer dan de wetenschappers te verbijsteren.
- «The measurements relayed by the probe only served to bewilder the scientists.»