• be·ve·ga

bevega

  1. verleden tijd van bevege
  2. voltooid deelwoord van bevege


  • be·ve·ga

bevega

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast bevege, zie aldaar

bevega

  1. verleden tijd van bevega
  2. voltooid deelwoord van bevega

bevega

  1. gebiedende wijs van bevega

bevega

  1. verleden tijd van bevege
  2. voltooid deelwoord van bevege

bevega

  1. gebiedende wijs van bevege