bepleister
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bepleister (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·pleis·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bepleisteren |
bepleister
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepleisteren
- Ik bepleister.
- gebiedende wijs van bepleisteren
- Bepleister!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bepleisteren
- Bepleister je?