• be·li·chaam·de
vervoeging van
belichamen

belichaamde

  1. enkelvoud verleden tijd van belichamen
    • Ik belichaamde. 
    • Jij belichaamde. 
    • Hij, zij, het belichaamde. 
  2. verbogen vorm van belichaamd, voltooid deelwoord van belichamen