Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·digt

Werkwoord

vervoeging van
beledigen

beledigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beledigen
    • Jij beledigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beledigen
    • Hij beledigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beledigen
    • Beledigt!