belaster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·las·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
belasteren |
belaster
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belasteren
- Ik belaster.
- gebiedende wijs van belasteren
- Belaster!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belasteren
- Belaster je?