Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·groeit

Werkwoord

vervoeging van
begroeien

begroeit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begroeien
    • Jij begroeit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begroeien
    • Hij begroeit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begroeien
    • Begroeit!