Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gaf·fel·de

Werkwoord

vervoeging van
begaffelen

begaffelde

  1. enkelvoud verleden tijd van begaffelen
    • Ik begaffelde. 
    • Jij begaffelde. 
    • Hij, zij, het begaffelde. 
  2. verbogen vorm van begaffeld, voltooid deelwoord van begaffelen