• as·fal·ten

de asfaltenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord asfalt


vervoeging van
asfaltar

asfalten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van asfaltar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van asfaltar