vervoeging van
aplacer

aplacen

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van aplacer
vervoeging van
aplazar

aplacen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van aplazar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van aplazar