aplace
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aplacer
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aplacer
aplace
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aplazar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aplazar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van aplazar