afpijnigden
- Geluid: afpijnigden (hulp, bestand)
- af·pij·nig·den
vervoeging van |
---|
afpijnigen |
afpijnigden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afpijnigen
- ...dat wij afpijnigden.
- ...dat jullie afpijnigden.
- ...dat zij afpijnigden.
- ...dat wij afpijnigden.