Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·keer·de

Werkwoord

vervoeging van
afkeren

afkeerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afkeren
    • ... dat ik afkeerde. 
    • ... dat jij afkeerde. 
    • ... dat hij, zij, het afkeerde.