abricoter
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abricoter |
abricotais |
abricoté |
eerste groep | volledig |
abricoter
- (kookkunst) bedekken / overgieten met een laagje abrikozenconfituur
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abricoter |
abricotais |
abricoté |
eerste groep | volledig |
abricoter