Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·du·ceert

Werkwoord

vervoeging van
abduceren

abduceert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abduceren
    • Jij abduceert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abduceren
    • Hij abduceert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van abduceren
    • Abduceert!