abbrevieert
- Geluid: abbrevieert (hulp, bestand)
- ab·bre·vi·eert
vervoeging van |
---|
abbreviëren |
abbrevieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abbreviëren
- Jij abbrevieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abbreviëren
- Hij abbrevieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van abbreviëren
- Abbrevieert!