• aard·ap·pel·veld·je

het aardappelveldjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aardappelveld
     Even later zit ze buiten op de trap met een grote koffie verkeerd naast zich en de laptop op haar knieën, terwijl de gieters nog steeds verlaten naast het aardappelveldje staan.[1]