WikiWoordenboek:Werkwoordsklassen

Op deze pagina worden alle klassen van de Nederlandse sterke werkwoorden toegelicht. De klassen worden gebruikt om de sterke werkwoorden in te delen in groepen.

Klasse 1

De eerste klasse is de grootste en meest regelmatige klasse sterke werkwoorden in het Nederlands.

Het paradigma is:

..-/ɛɪ/-....-/e/-....-/e/-

De tweeklank /ɛɪ/ wordt geschreven met ij en er zijn maar weinig werkwoorden met een ij in de stam die zwak zijn. Werkwoorden met ei daarentegen zijn in de regel zwak.

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands.

Klasse 2

De tweede klasse van de Nederlandse sterke werkwoorden is nummer drie naar grootte. Er zijn twee variaties op het paradigma:

.../iː/...-.../oː/...-.../oː/, bijvoorbeeld bieden - bood - geboden
.../ʌʏ/...-.../oː/...-.../oː/, bijvoorbeeld stuiven - stoof - gestoven

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands.

Klasse 3

De derde klasse van de sterke werkwoorden is de tweede naar grootte. Er zijn twee subklassen:

Nasaalstammen

  • = een nasaal (/m,n,ŋ/)
-/ɪ*/- .... -/ɔ*/- .... -/ɔ*/-, bijvoorbeeld klimmen - klom - geklommen
-/ɛ*/- .... -/ɔ*/- .... -/ɔ*/-, bijvoorbeeld zenden - zond - gezonden

De bijbehorende naamwoorden van handeling hebben vaak /-ɑ*-/ behouden: zang, drang, wand

Liquidestammen

  • = liquide (/l,r/)
-/ɛ*/- .... -/ɔ*/- .... -/ɔ*/-, bijvoorbeeld melken - molk - gemolken

Een kleine groep r-stammen heeft (onder invloed van de zevende klasse) een verleden tijd in -ie- (/iː/)gekregen:

-/ɛ*/- .... -/i*/- .... -/ɔ*/- bijvoorbeeld sterven - stierf - gestorven

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands.

Klasse 4

De naar aantal wortels vrij kleine vierde klasse van de sterke werkwoorden heeft een klinkerverschil tussen het enkelvoud en het meervoud van de verleden tijd behouden. Het paradigma is:

.../eː/...-.../ɑ/...-.../aː/...-.../oː/..., bijvoorbeeld: breken - brak - braken - gebroken

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 4 in het Nederlands.

Klasse 5

Evenals klasse vier is deze klasse vrij klein en heeft een klinkerverschil tussen enkel- en meervoud behouden in de verleden tijd:

.../eː/...-.../ɑ/...-.../a/...-.../e/..., bijvoorbeeld: geven - gaf - gaven - gegeven

In tegenstelling tot klasse 4 is de klinker van het voltooid deelwoord /e/ en niet /o/. Een aantal werkwoorden hebben /ɪ/ in de tegenwoordige tijd (bidden, zitten enz.).

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 5 in het Nederlands.

Klasse 6

De zesde klasse is de kleinste klasse en ook degene die het meeste dreigt vervangen te worden door zwakke vormen.

.../a/...-.../u/...-.../a/..., bijvoorbeeld: dragen - droeg - gedragen

Vooral de verleden tijd in 'oe' is vaak al vervangen door een zwakke verleden tijd, zoals in laden - laadde - geladen (vgl. Duits: lud).

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 6 in het Nederlands.

Klasse 7

De zevende klasse was van oorsprong een verzameling werkwoorden uit de andere zes klassen die reduplicatie vertoonden. De klinker van de tegenwoordige tijd kan dientengevolge wisselen maar is wel hetzelfde als die van het voltooid deelwoord. De verleden tijd heeft //.

Paradigma:

.../*/...-...//...-.../*/
* = /u/: bijv. roepen - riepen - geroepen
* = /a/: bijv. slapen - sliep - geslapen

In oudere spraakkunsten, bijv. die van G.W. Brill werd deze klasse nog verder onderscheiden in:

7e klasse
/ɑn/ - /ɪn/ - /ɑn/
vangen - ving - gevangen
8e klasse
/a/ - /i/ - /a/
slapen - sliep - geslapen
9e klasse
/o/ - /i/ - /o/
lopen - liep - gelopen
10e klasse
e(i) - ie - e(i)
Van deze klasse is alleen uitscheiden nog een restant.[1]

Voor voorbeelden, zie Categorie:Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands.


  1. Nederlandsche spraakleer; ten gebruike bij inrichtingen van hooger onderwijs; W.G. Brill 1871, zie https://www.dbnl.org/tekst/bril002nede02_01/bril002nede02_01_0030.php