WikiWoordenboek:Verkleinwoorden in het Fries

In het Fries worden verkleinwoorden veel gebruikt, net als in het Nederlands. Dit artikel geeft wat inleidende informatie over de vorm en betekenis van verkleinwoorden, met daarbij wat voorbeelden. In dit artikel zijn voor grammaticale termen de gangbare nederlandstalige begrippen gebruikt.

Vorming van een verkleinwoord bewerken

Verkleinwoorden worden gevormd door achter een woord de uitgang -ke, -tsje of -je te zetten. De uitgang wordt bepaald door de klank waarmee het woord eindigt, waarbij een eventuele stomme e (sjwa) op het eind van het woord geen rol speelt. Basisregel is dat een woord de uitgang -ke krijgt.

  • kamera - kamerake (cameraatje)
  • brea - breake (broodje)
  • rob, robbe - robke (zeerob)
  • fee - feeke (feetje)
  • slof, sloffe - slofke (slofje)
  • strie - strieke (strootje)
  • kaai - kaaike (sleuteltje)
  • bij - bijke (bijtje)
  • boai - boaike (jochie)
  • beam - beamke (boompje)
  • foto - fotoke (fotootje)
  • kop - kopke (kopje)
  • par - parke (peertje)
  • bears - bearske (baarsje)
  • revu - revuke (revuetje)
  • kou, kouwe - kouke (kooitje)
  • salve - salfke (zalfje)
  • bedriuw - bedriuwke (bedrijfje)
  • doaze - doaske (doosje)

Woorden die eindigen op -ch, -ge, -k of -ng krijgen de uitgang -je, waarbij -ng verandert in -nk.

  • mich - michje (muggetje)
  • flagge - flachje (vlaggetje)
  • stok - stokje (stokje)
  • wang - wankje (wangetje)

Woorden die eindigen op -l of -n krijgen de uitgang -tsje;

  • peal - pealtsje (paaltje)
  • tún - túntsje (tuintje)

bij woorden die eindigen op -d, of -t, wordt diezelfde uitgang weergegeven met -sje.

  • tried - triedsje (draadje)
  • hurd - hurdsje (haardje)
  • pet - petsje (petje)
  • skoft - skoftsje (schoftje)


Bij sommige woorden met de uitgang -tsje komt de oude vorm op -ke soms ook nog voor.

  • ingel - ingelke naast ingeltsje (engeltje)
  • hân – hanke naast: hantsje (handje)
  • bêd - bedke naast: bedsje (bedje)
  • sneed - sneedke naast: sneedsje (sneetje)
  • wurd - wurdke naast: wurdsje (woordje)

Deze vorm wordt meestal gebruikt om een speciale gevoelswaarde aan te geven.


Het toevoegen van de uitgang levert bij sommige woorden ook een verandering in de klinker op, net zoals dat bij de meervoudsvorm in het Fries kan optreden.

Verkorting: het woord heeft een lange klinker, maar het verkleinwoord krijgt een korte. Dit verschil wordt zichtbaar in de spelling.
  • amer - ammerke (emmer)
  • hân – hantsje (handje)
  • bêd - bedsje (bedje)
  • slide - slydsje (sleetje)
  • hôf - hofke (hofje)
  • hûs - húske (huisje)
Breking: het woord heeft een neergaande tweeklank die eindigt op een sjwa, het verkleinwoord krijgt een opgaande tweeklank. Dit verschil is niet altijd zichtbaar in de spelling, daarom is die ook fonetisch (IPA-alfabet) aangegeven.
  • hoed (/hu.ət/) - huodsje (/ṷotsjə/) (hoedje)
  • foet (/fu.ət/) - fuotsje (/fṷotsjə/) (voetje)
  • stien (/sti.ən/) - stientsje (/stjIntsjə./) (steentje)
  • keal (/kI.əl/)- kealtsje (/kjɛltsjə/) (kalfje)


Er komen ook onregelmatig gevormde verkleinwoorden voor. Mogelijk onder invloed van het Nederlands wordt de uitgang -tsje na een klinker gangbaarder.

  • frou - froutsje naast (zelden) frouke (vrouwtje)
  • sjou - sjouke naast sjoutsje (vrachtje, karweitje)
  • idee - ideetsje naast ideeke (ideetje)

Woordsoorten bewerken

Het verkleinwoord zelf is in het Fries net als in het Nederlands altijd een onzijdig zelfstandig naamwoord. Hiervan kan weer een meervoud worden gevormd met de uitgang -s.

  • stien - stientsje - stientsjes

Een opvallende uitzondering op deze regel is te zien bij het woord "ko" (koe). Dit heeft een onregelmatig meervoud "kij" (koeien). Het verkleinwoord is weer regelmatig "koke" (koetje). Voor het meervoud van het verkleinwoord (koetjes) bestaat naast de regelmatige vorm "kokes" ook "kijkes".

Een verschil tussen het Fries en het Nederlands treedt op bij het vormen van samenstellingen waarbij het eerste deel een verkleinwoord is. In het Fries wordt daarvan dan het enkelvoud gebruikt, in het Nederlands juist het meervoud.

  • rychjehûs - rijtjeshuis
  • potsjelatyn - potjeslatijn


Er zijn ook enkele bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden die als verkleinwoord uit een ander woord zijn gevormd. Hierbij wordt achter het verkleinwoord nog een -s geplaatst.

bijvoeglijk naamwoord:
  • minnich - minnichjes (minnetjes)
bijvoeglijk naamwoord/bijwoord:
  • fyn - fyntsjes (fijntjes)
  • net - netsjes (netjes)
bijwoord:
  • effen - efkes (eventjes)
  • tin - tintsjes (dunnetjes)
  • sêft - sêftkes (zachtjes)
  • stil - stiltsjes (stilletjes)
  • sunich - sunichjes (zuinigjes)


Verkleinwoorden worden meestal gevormd uit zelfstandige naamwoorden die iets tastbaars aanduiden. Dit kunnen ook eigennamen zijn.

  • Marije - Marijke
  • Yf - Yfke

Verzamelnamen en meer abstracte begrippen kennen soms een verkleinwoord, als dat een gangbare betekenis heeft.

  • regel - regeltsje (regel)


Verkleinwoorden worden soms ook afgeleid van andere woordsoorten.

bijvoeglijke naamwoorden:
  • âld - âldtsje (oudje)
telwoorden:
  • twa (twee) - twake (een tweetal eieren die samen in het nest van een weidevogel liggen)

Gebruik van het verkleinwoord bewerken

Het gebruik van het verkleinwoord is in het Fries vergelijkbaar met het gebruik ervan in het Nederlands. Een verkleinwoord kan aangeven dat het om een klein exemplaar gaat van wat het woord betekent, het kan ook worden gebruikt om aan te duiden dat het woord in het algemeen iets aanduidt wat naar verhouding klein is.

Het verkleinwoord kan ook gebruikt worden om een oordeel uit te drukken. Woorden als 'pake' (grootvader) en 'âldsje' (oudje) drukken veel meer vertrouwdheid dan omvang uit.

Daar waar vormen met -tsje en -ke nog naast elkaar bestaan, wordt de oude vorm met -ke vaak nog gebruikt om de gevoelswaarde te onderstrepen.


Afgeleid van stofnamen duidt het verkleinwoord op een klein voorwerp waarvan die stofnaam de kenmerkende eigenschap is.

  • advokaat - advokaetsje (een glaasje advocaat)
  • spekulaas - spekulaaske (speculaasje)

Zelfstandige verkleinwoorden bewerken

Zelfstandige verkleinwoorden zijn woorden die alleen in de vorm van een verkleinwoord voorkomen. Dit kan komen doordat het woord iets aanduidt dat altijd relatief klein is.

  • fioeltsje (viooltje)
  • jernkaartsje (stukje karton waaromheen garen kan worden gewonden)

Andere zelfstandige verkleinwoorden zijn woorden, waarvan de vorming wel is na te gaan, maar die in hedendaags Fries alleen (nog) als verkleinwoord voorkomen.

  • belechje (uitvlucht)
  • bytsje (beetje)

Verder zijn er verkleinwoorden die een specifieke betekenis hebben gekregen en in die betekenis een zelfstandig verkleinwoord zijn.

  • dúmke: (soort koekje)
  • sliepmûtske: (alcoholische versnapering voor het slapengaan)