• Ia·po·ni·ca

Iapōnică

  1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van Iapōnicus
  2. vocatief vrouwelijk enkelvoud van Iapōnicus
  3. nominatief onzijdig meervoud van Iapōnicus
  4. accusatief onzijdig meervoud van Iapōnicus
  5. vocatief onzijdig meervoud van Iapōnicus

Iapōnicā

  1. ablatief vrouwelijk enkelvoud van Iapōnicus