Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwerf·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwerfvogel zwerfvogels
verkleinwoord zwerfvogeltje zwerfvogeltjes

Zelfstandig naamwoord

de zwerfvogelm

  1. (dierkunde) een vogel die rondzwerft buiten het broedseizoen
    • In tijden van droogte is de zebravink een zwerfvogel. 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be