Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwen·del·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwendelzaak zwendelzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zwendelzaakv / m

  1. geval waarbij iemand bewust wordt bedrogen en benadeeld
     Een 32-jarige Apeldoornse is vandaag als derde verdachte aangehouden in een zwendelzaak, waarbij beleggers voor ruim 5 miljoen euro zouden zijn opgelicht. De vrouw is op het politiebureau in Apeldoorn aangehouden, aldus een woordvoerder van de politie.[2]
     Een Amsterdamse notaris is in een enorme zwendelzaak opgelicht voor ruim 850.000 euro. Het geld dat hij verloor was van cliënten.[3]
     Bank handelde fout in zwendelzaak: Fortis Bank Nederland heeft haar zorgplicht verzaakt ten opzichte van beleggers die gedupeerd zijn door de zwendel van ‘wonderbelegger’ René van den Berg. De bank, tegenwoordig onderdeel van ABN Amro, had de zaak moeten onderzoeken maar heeft dit nagelaten.[4]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Derde arrestatie miljoenenzwendel Apeldoorn” (11-04-2014), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Maarten van Dun
    “Notaris betrokken bij enorme zwendel” (7 juni 2013), Het Parool
  4.   Weblink bron “Bank handelde fout in zwendelzaak” (15-07-2011), Reformatorisch Dagblad