zwendel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwen·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwendel | |
verkleinwoord | zwendeltje | zwendeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de zwendel m
Hyponiemen
- aandelenzwendel, diplomazwendel, huwelijkszwendel, miljoenenzwendel, piramidezwendel, relatiezwendel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwendelen |
zwendel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwendelen
- Ik zwendel.
- gebiedende wijs van zwendelen
- Zwendel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwendelen
- Zwendel je?
Gangbaarheid
- Het woord zwendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwendel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ zwendel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be