zwangerschapsweek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwan·ger·schaps·week
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwangerschap zn en week zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwangerschapsweek | zwangerschapsweken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) een periode in de zwangerschap die één week duurt
- ▸ De kliniek had in 2009 al eens een baby op de wereld geholpen waarvan de moeder in haar 13e zwangerschapsweek in coma was geraakt.[2]
- ▸ Een tweeling vertoonde ernstige ontwikkelingsachterstand. Maar ook die zou niet te wijten zijn geweest aan de chemotherapie. De onderzoekers concluderen dat chemo tijdens de zwangerschap kan, vanaf de 14de zwangerschapsweek.[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zwangerschapsweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Hersendode vrouw baart gezond kind” (27-06-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Chemotherapie tijdens zwangerschap schaadt niet” (10-02-2012), Tubantia