zetten vast
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zetten vast (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɛtə(n) ˈvɑst / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- zet·ten vast
Woordherkomst en -opbouw
- uit zetten (werkwoord) en vast (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vastzetten |
zetten (…) vast
- meervoud tegenwoordige tijd van vastzetten
vervoeging van |
---|
vastzetten |
zetten (…) vast
- meervoud verleden tijd van vastzetten
- Wij zetten vast.
- Jullie zetten vast.
- Zij zetten vast.
- Wij zetten vast.
Gangbaarheid
- Het woord zetten vast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.