Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet beweeglijk, zeker, blijvend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vast vaster (vastst) *
verbogen vaste vastere (vastste) *
partitief vasts vasters -

Bijvoeglijk naamwoord

vast

  1. stevig
    • De vaste verbinding moest met een zaag weer losgemaakt worden. 
  2. permanent
    • Er is een vaste oeververbinding, zodat auto's makkelijk op en neer kunnen rijden. 
     De andere genomineerden zijn Henry Corver voor het poëtische essay Pelgrim langs Tinker Creek van Annie Dillard, Hans Kloos voor de roman-in-dichtvorm Hier maak ik mijn stad van Robin Robertson en Irma Pieper, de vaste vertaler van Karel Capek, voor zijn roman Hordubal.[2]
     Doordat we niet altijd vaste paden volgden, werden we soms aan lange klimtouwen aan elkaar verbonden om steile sneeuwvlaktes te doorkruisen.[3]
  3. (thermodynamica) kristallijn of amorf
    • IJs is de vaste vorm van water. 
Opmerkingen
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest vast(e)" worden gebruikt. [4] [5]
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Bijwoord

vast

  1. niet los, stevig bevestigd
    • Dat deel is er vast aan verbonden. 
  2. niet los te krijgen, muurvast
    • Die schroef zit vast en zullen we op een andere manier los moeten maken. 
  3. hoogstwaarschijnlijk
    • Die zit vast zonder geld. 
     ‘Welcome to Paradise, what will it be?’ Voor me stond een ronde dame vol tattoos, die in haar jonge jaren vast de het mooiste meisje van de klas was geweest.[3]
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Dat staat zo vast als een huis.
Dat is volkomen zeker.
  • vast en zeker
zeer waarschijnlijk
  • Vast in het zadel zitten
zeker van iemands positie zijn in een organisatie
  • Vast in zijn schoenen staan
Stoett-2007 [6]
  • Vaste prik
  • Vaste voet aan de grond krijgen
iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschouwd gaan worden
  • Er geen touw aan vast kunnen knopen
door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld
  • Niet erg vast in de schoenen staan
zich gemakkelijk laten ompraten
  • Zo vast (secuur, zeker) als de bank
Stoett-160 [7]
  • Zo vast als een muts met zeven keelbanden
Stoett-1585 [8]
  • Vast in dienst zijn
een arbeidscontract zonder einddatum hebben
  1.  ‘Ik ben gelukkig vast in dienst. Voor mijn baas is deze situatie uiterst vervelend. Veel bedrijven moeten nu een balans gaan zoeken tussen geld blijven verdienen en de veiligheid. Vandaag gaan we ook bekijken hoe we het vanaf volgende week gaan doen met het werk.’[9]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vasten

vast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vasten
  2. gebiedende wijs van vasten

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[10]

Verwijzingen

  1. "vast" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
  3. 3,0 3,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  5.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  6. www.dbnl.org
  7. www.dbnl.org
  8. www.dbnl.org
  9.   Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  10.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be