zetschipper
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zetschipper (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zet·schip·per
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zet ww en schipper [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetschipper | zetschippers |
verkleinwoord | zetschippertje | zetschippertjes |
Zelfstandig naamwoord
de zetschipper m
- (scheepvaart) zetbaas op een schip
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zetschipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.