Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zegs·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zegsvrouw zegsvrouwen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zegsvrouwv

  1. (beroep) een vrouwspersoon die in naam van een organisatie het woord voert
    • De zegsvrouw heeft daarover tijdens de persconferentie geen commentaar willen geven. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be