Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·bij·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakbijbel zakbijbels
verkleinwoord zakbijbeltje zakbijbeltjes

Zelfstandig naamwoord

de zakbijbelm

  1. een klein formaat bijbel om bij zich te dragen
    • De zakbijbel paste in mijn binnenzak. 

Gangbaarheid