zaaitijd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zaai·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaai ww en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaaitijd | zaaitijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zaaitijd m
- de periode waarin gezaaid kan worden
- Een deel van de gewassen en planten heeft het voorjaar als zaaitijd.
Gangbaarheid
- Het woord zaaitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zaaitijd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be