Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • won te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugwinnen

won terug

  1. enkelvoud verleden tijd van terugwinnen
    • Ik won terug. 
    • Jij won terug. 
    • Hij, zij, het won terug. 


Gangbaarheid