Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·kel·voor·raad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelvoorraad winkelvoorraden
verkleinwoord winkelvoorraadje winkelvoorraadjes

Zelfstandig naamwoord

de winkelvoorraadm

  1. de goederen die men in een winkel als handelsvoorraad heeft om aan de klanten te kunnen verkopen
     Ze deden dat via een website, waarna het vuurwerk kon worden opgehaald bij winkels net over de grens in Duitsland. De winkelvoorraad is in beslag genomen.[2]
     De verkoop van zelftests gaat op verschillende plekken in het land hard, zegt CBD-directeur Jos Jongstra. "Maar dit komt ook omdat de winkelvoorraden beperkt zijn. In de centrale distributiecentra is er nog genoeg."[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Politie doet opnieuw grote vuurwerkvondst over de Duitse grens” (Dinsdag 20 december 2022, 13:02), NOS
  3.   Weblink bron “Zelftest uitverkocht bij drogisterijen, maar er is nog genoeg voorraad” (Maandag 29 november 2021, 15:14), NOS